- De eerdere onderzoeken
De onderzoeken Intensieve Veehouderij & Gezondheid, 2011 en Veehouderij en Gezondheid Omwonenden, 2016 en 2017 wezen voor 2007 t/m 2013 op een verhoogd risico op longontsteking door het wonen nabij geiten- en pluimveehouderijen in het studiegebied (het oosten van Noord-Brabant en het noorden van Limburg). Het risico op longontsteking bleek verhoogd in een straal van 2.000 meter rondom geitenbedrijven. Over de oorzaken van dat verband kon alleen worden gespeculeerd.
- De reactie van provincie Gelderland
Op grond van die eerdere onderzoeken bevroor de provincie Gelderland de legale situatie van geitenhouderijen per 30 augustus 2017, om de risico’s die geitenstallen voor de gezondheid van omwonenden hebben, te verminderen. De provincie hanteert voorlopig een verbod op (nieuw)vestiging en (verschillende vormen van) uitbreiding van alsmede wijziging in een geitenhouderij.
Vanwege de alarmerende uitkomsten van de eerdere onderzoeken gaven het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
opdracht tot vervolgonderzoek naar de oorzaak van de verband tussen longontsteking en de nabijheid van geitenhouderijen. Dat vervolgonderzoek werd uitgevoerd door de wetenschappers van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel, Utrecht), het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS, van Universiteit Utrecht, de Wageningen Bioveterinary Research (van Wageningen Universiteit & Research) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hun rapport Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen, actualisering van gegevens uit huisartspraktijken 2014-2016 uit september 2018 (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/09/01/veehouderij-en-gezondheid-omwonenden-iii) bevat de actualisering voor 2014 t/m 2016 voor longontsteking en ook meerdere problemen van de luchtwegen en symptomen en aandoeningen die al dan niet gerelateerd kunnen zijn aan veehouderij nabij de woning. Een geitenhouderij werd voor het onderzoek gedefinieerd als een locatie waar minimaal 50 geiten worden gehouden.
Voor 2014-2016 rapporteert het onderzoek dezelfde verhoging van het aantal longontstekingen bij omwonenden van geitenhouderijen als in de jaren ervoor. Vergeleken met controlegebieden met minder tot geen geitenhouderijen in de omgeving stellen huisartsen in het studiegebied gemiddeld circa 50% meer gevallen van longontsteking vast. Elke toegepaste analysetechniek toont een duidelijke verband aan tussen de afstand van een geitenbedrijf tot het woonadres. Het verband is vooral sterk naarmate de afstand tussen woning en geitenhouderij kleiner is: bij één van de analysemethoden is deze tot minstens 2.000 meter afstand statistisch significant, bij twee andere tot 500 meter afstand. Mensen die binnen 2.000 meter van één geitenhouderij wonen, hebben gemiddeld 32%, 24% resp. 25% (in 2014, 2015 resp. 2016) vaker longontsteking dan mensen zonder geitenhouderij binnen die afstand. Bij een kortere afstand dan 2.000 meter is de risicoverhoging voor longontsteking groter: 71% tot 104% bij 500 meter afstand (tabel 16). Voor elke extra geitenhouderij (met minimaal 50 geiten) binnen de reikwijdte van de woning neemt het risico verder toe. De aanwezigheid van andere typen veehouderij in de omgeving beïnvloedt de resultaten van het verband tussen longontsteking en geitenhouderijen nauwelijks. Het verband met longontsteking is nagenoeg even sterk voor de grootste risicogroepen: ouderen en kinderen. Voor andere longaandoeningen zoals COPD, hoesten, benauwdheid en bronchiëctasieën gelden vergelijkbare verhogingen van het risico. Nader onderzoek naar het oorzakelijk verband tussen longontsteking en de nabijheid van een geitenhouderij is nodig.
In het lopende vervolgonderzoek VGO III associatie longontsteking met geiten- en pluimveehouderijen in de nabijheid van de woning in de provincies Overijssel, Gelderland en Utrecht, worden meer verschillende gegevens van geiten-en pluimveehouderijen verzameld. De resultaten die verder onderscheid naar bijvoorbeeld bedrijfsgrootte mogelijk maken, worden medio 2019 verwacht.
- Het standpunt van GGD GHOR (de landelijke GGD)
Op 22 oktober 2018 adviseert de GGD GHOR het volgende: “Totdat er meer duidelijkheid is over de oorzaak van de longontsteking en over een integrale aanpak, adviseert de GGD het voorzorgsbeginsel toe te passen en terughoudend te zijn met uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen in de buurt van gevoelige bestemmingen (zoals woningen, kinderdagverblijven en scholen). Andersom geldt ook dat geadviseerd wordt terughoudend te zijn met het plaatsen van gevoelige bestemmingen in de buurt van bestaande geitenhouderijen. Dat betekent dat gemeenten wordt geadviseerd om in hun besluitvorming het risico op longontsteking mee te wegen. Op basis van de onderzoeksresultaten is het risico op longontsteking groter naarmate de afstand tot een geitenbedrijf kleiner is. Tot een afstand tot 2 kilometer blijft het risico vergroot.” (https://www.ggdghor.nl/nieuws/2018/10/22/relatie-nabijheid-geitenhouderij-en-verhoogde-kans-op-longontsteking-bevestigd/)
De PowerPointpresentatie op 19 december 2018 tijdens de bewonersavondvan GGD Gelderland-Zuid meldt
- minder astma en neusallergie, meer longontstekingen, COPD patiënten vaker en ernstiger klachten, verminderde longfunctie, infecties van onderzochte ziekteverwekkers komen niet vaker voor
- verhoogd risico op longontsteking door het wonen binnen een afstand van 2 km van een geitenhouderij Oorzaak niet bekend!
- advies GGD voor alle diersoorten, uit voorzorg: Afstand 250 meter en maatregelen tegen uitstoot
en
- risico op Q-koorts is nihil
- risico longontsteking licht verhoogd
- geur en geluidhinder mogelijk
- Reactie van Stichting Fris & Gezond Hurwenen & Rossum op het onderzoek VGO III uit 2018
Het onderzoek is gedegen en conservatief uitgevoerd, met de nodige interne controles. Maar door de gekozen opzet worden de werkelijke risico’s per definitie onderschat:
- per patiënt is slechts één hoofddiagnose geregistreerd. Een patiënt die de huisarts
bezoekt voor astma en longontsteking komt maar eenmaal voor in de resultaten: óf als patiënt met astma (niet
relevant voor het onderzoek) óf als patiënt met longontsteking (wel relevant
voor het onderzoek);
- het rapport erkent zelf de mogelijkheid van fouten in het bepalen (misclassificatie) van zowel het aantal gevallen van longontsteking “door verschillen in registreren van de (circa 60) deelnemende huisartsen in het studiegebied” als van de blootstelling aan geitenhouderijen, met name van het aantal dieren: het werken met de vergunde dieraantallen uit het BVB (Bestand Veehouderij Bedrijven) in 2015 “kan leiden tot een overschatting van het aantal aanwezige dieren ten opzichte van het aantal vergunde dieren.” Deze misclassificatie leidt volgens het rapport “tot een onderschatting van de associatie tussen geitenhouderij en longontsteking” zodat het werkelijke risico van longontsteking nog hoger is.
Toegespitst op Hurwenen/Rossum:
- het rapport kijkt naar stallen vanaf 50 geiten; in
2015 had de gemiddelde geitenhouder 800 geiten. In
Hurwenen/Rossum gaat het met de aanstaande uitbreiding om 13.410 geiten, in
feite om zo’n 17 bedrijven die biologische ziekteverwekkers (bacteriën, virussen,
schimmels en parasieten) uitstoten op een terrein van zo’n 400 meter doorsnede.
Het risico binnen 2.000 meter van de stallen in Hurwenen/Rossum is dus 17 maal
het gemiddelde risico binnen 2.000 meter van een stal in het studiegebied;
- in het studiegebied liggen de stallen op minimaal 500 meter van een woning. In Hurwenen/Rossum wonen veel mensen op minder dan 500 meter van de stallen. Deze mensen lopen nog meer risico;
- het rapport meldt voor het studiegebied een Population Attributable Risk (PAR, als excess-risk of risk difference) van ongeveer 8%: het aantal gevallen van longontsteking dat per 100.000 bewoners in het studiegebied vermeden had kunnen worden als er in dat studiegebied helemaal geen bewoners waren. Dit cijfer geldt wel voor het relatief dunbevolkte studiegebied waar 1,5% van de studiepopulatie op 500 meter van een stal woont versus 33% binnen 2.000 meter (tabel 3). In Hurwenen/Rossum wonen veel meer mensen veel dichter bij veel meer stallen die veel groter zijn.
- Reactie van Stichting Fris & Gezond Hurwenen & Rossum op de presentatie GGD Gelderland-Zuid van 19 december 2018
De presentatie is op meerdere punten fout en onvolledig en dus wetenschappelijk zeer onzorgvuldig:
- de uitspraak “minder astma en neusallergie” is strijdig met het rapport (pagina 16): “astma komt minder vaak voor in het studiegebied, evenwel nooit statistisch significant minder”. En als patiënten een ergere diagnose aan de longen hebben, wordt in deze studie minder de hoofddiagnoses “astma” of “neusallergie” gerapporteerd;
- de uitspraak “advies GGD voor alle diersoorten, uit voorzorg: Afstand 250 meter (…) ” is strijdig met het advies van de landelijke GGD: “tot een afstand tot 2 kilometer blijft het risico vergroot”;
- de uitspraak “advies GGD voor alle diersoorten, uit voorzorg: (…) maatregelen tegen uitstoot” is inhoudsloos: het oorzakelijke verband is nog onbekend zodat er nog geen effectieve maatregelen genoemd kunnen worden;
- de uitspraak “risico longontsteking licht verhoogd” is ten onrechte gebaseerd op de PAR voor het relatief dunbevolkte studiegebied. Als het rapport wel was gelezen en epidemiologische expertise was ingewonnen, zou het risico van 24-32% meer gevallen van longontsteking binnen 2.000 meter van één stal van zo’n 800 geitenzijn genoemd, een verdubbeling van dat risico bij twee van zulke stallen, een verdrievoudiging van dat risico bij drie van zulke stallen, etc.;
- de presentatie negeert ten onrechte andere zoönosen zoals caseous lymfadenitis (CL) of mutaties van Q-koorts (https://www.rivm.nl/ziek-door-dier/zo-nosen-op-rij#Geit%20&%20schaap).